Harlingen, onder de loupe (2)

Uit: Harlinger Courant, 7 maart 1961

Gegevens uit bronnen worden zorgvuldig overgenomen, maar lees- en typfouten zijn onvermijdelijk. Gegevens die niet in de bron staan maar door mij zijn aangevuld op basis van andere bronnen of andere gegevens uit dezelfde bron, zijn voorzien van een *. Gegevens die door mij aangepast of geïnterpreteerd zijn, zijn zoveel mogelijk voorzien van een verduidelijkende toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van eigennamen is de originele spelling gehandhaafd. Soms is echter te voorzien dat een kennelijke schrijf- of spelfout in de bron een probleem zal geven bij het zoeken naar een eigennaam of bij het maken van een alfabetische index. In zo'n geval is de juiste of meest voorkomende spelling van een eigennaam aangehouden, met toevoeging van een toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van plaatsnamen, straatnamen en beroepen die in alfabetische indexen terecht komen is voor zover mogelijk de moderne spelling aangehouden, om het zoeken te vereenvoudigen. Mogelijk staat in een bron bijvoorbeeld Doccum, terwijl op deze website Dokkum staat. Zo wordt een glaesemaecker een glasmaker. Die spelling is voor het doel van deze website (het ontsluiten van bronnen, niet het transcriberen van bronnen) niet belangrijk.



door: S. Wielinga

     In Harlingen heersten een tijdlang Saksische hertogen over een deel van Friesland, het overige deel was in het bezit(?) van de Geldersen, onder het voorwendsel, dat men de Friezen wilde helpen in het bezit te blijven van hun speciale vrijheid. 'Greate Pier' van Kimswerd was hun man. Met roofschepen loerde hij op de Zuiderzee op Hollandse koopvaardijschepen. Gelukte het hem deze te overmannen, dan werd de buit naar Bolsward gesleept, dat Vetkopers-gezind was. Wat de bemanning betreft, van zo'n veroverd Hollands schip, luidde zijn bevel steeds 'voetenspoelen'.
     Toen hij in de gaten kreeg, dat de hulp van de Geldersen slechts schijn was, trok hij zich terug in het zg. Vetkoperse Sneek, waar hij zich er op beroemde, meer dan 500 Hollanders 'de voeten te hebben gespoeld'. Als men weet, dat de zeelieden op Hollandse schepen merendeels voeren om hun brood te verdienen, kunnen we voor de held van Kimswerd geen bewondering koesteren. Zijn beroemd, lang zwaard heeft hij, volgens de bladen, twee keer verloren. Vreemd is, dat dit, bij het verliezen, telkens in de aarde wegdook!
     Mooie heren waren ook de eerste Saksische hertogen, die een 'kasteel' lieten bouwen, naast het zg. door de Groningers gebouwde Blockhuis. Deze Saksische hertogen gaven bevel de kerkers van het Blockhuis dicht te metselen. In het begin van deze eeuw werden bij een afgraving deze kerkers ontdekt. Nog delen van de geraamten van de van honger gestorven gevangenen vond men aan de ketenen, waarmee ze aan de muur waren vastgemaakt. Zowel de heer Poort als ik, hebben in onze jeugd deze cellen gezien. De ene wreedheid volgde de andere op. Een afgevaardigde, naar ik geloof van de Geldersen, werd in een zak gestopt en bij nacht neergelaten in de gracht van het Sjaardemaslot te Franeker, later het Sternse Slotland geheten, in mijn tijd en misschien nog, het 'Sukerland', waar jaarlijks de kaatspartijen van de PC plaats vinden. Afgeslagen hoofden van gevangenen plaatste men ergens op staken ter waarschuwing. Een abt werd vermoord, de kerk in brand gestoken.
     In de geschiedenis van Franeker wordt juist vermeld, dat de Franekers in 1496 Harlingen veroverden en het Blockhuis. Dat dit onjuist is, volgt al hieruit, dat de Franekers er niet bleven. Meer juist komt ons het bericht voor, dat de Franekers het Blockhuis niet kunnende overmeesteren, uit wraak twee huizen in brand staken en toen aftrokken. Speciale wreedheden door Franekers bedreven worden niet vermeld. Toch blijkt, hoe verkeerd het was, hier weer het woord 'de Franekers' te gebruiken, omdat er van Franeker burgers geen sprake was, maar gehuurde bende. De Groningers hebben enige jaren op de geheel aparte westelijke vesting gewoond en zeer zeker getracht deze te versterken. Daar we nergens lezen over de strijd tussen Groningers en Harlingers, komt het me voor, dat het jaartal 1496 vrij zeker wel juist is, wat de komst van de Groningers betreft, maar het verder meegedeelde in twijfel moet worden getrokken en hiermee nader ik de bedoeling, uitleg te geven van het begin van mijn artikel: het verwarringwekkende jaartal 1496.

     Door de eerst in deze eeuw afgedrukte kaart van Jacob van Deventer en verder door het bestaan van soms honderdjarig oude relicten op kaarten, die ongetwijfeld Harlingen afbeelden, moet veel geschrijf van 'deskundigen' worden herzien. Op deze kaarten vindt men alle dwingers, gegraven grachten en fraaie poorten, en aangezien het enig bekende jaartal van een poort 1596 is (de Zuiderpoort), moet men concluderen dat deze kaarten dus van na 1600 dateren. Geen stad, waarover zoveel is gehaspeld als over Harlingen, mede door de Almenumer sagen (Zie vooral het moeilijk te volgen werk van dr. v. Buytenen) en door plotseling verschijnende relicten op betrouwbare kaarten. Enige uitleg, wat men onder het woord relict op kaarten heeft te verstaan, is hier noodzakelijk. Niets beter dan het geven van een of meer voorbeelden. De redaktie van de Harlinger Courant is in het bezit van een afdruk van een o.i. zeldzame kaart, die we door het Duitsachtige bijschrift maar de 'Duitse' kaart zullen noemen, en die o.i. zeldzaam is, omdat hij Harlingen laat zien als volledige tweede vesting van uit het westen, met het oosten boven. Dit is, op zich zelf gezien, ongebruikelijk, omdat kaarten steeds het noorden boven plaatsen maar bij de duitse kaart heeft dit het voordeel, dat men straten en gebouwen nu eens van een andere zijde beziet, vijv. bij sterke vergroting ons tweede stadhuis met twee trapgevels aan de Raadhuisstraat en de trapgevel van het er zuidelijk voor liggende Waaggebouw. Deze duitse kaart is sterk in het noemen van relicten, overblijfselen van verouderde namen, op zichzelf foutief, maar leerzaam. In het bijschrift zegt de kaart inplaats van Westerkerk Brochause. Dit is natuurlijk onjuist, maar leerzaam in zoverre, dat het relict aangeeft, dat veel vroeger de Westerkerk het door de Groningers(?) gebouwde Blockhuis was. Ik plaats een vraagteken omdat ik redenen heb, dit sterk te betwijfelen, hoewel 't steeds door de eeuwen heen is herhaald. Een ander relict is, dat de duitse kaart de zuidzijde van de Nooderhaven Noordwal noemt. De zuidzijde -Noordwal? Het lijkt nonsens, wonderspreukig. Niet als men Noordwal, als relict, overblijfsel, beschouwt.

     Beziet men de kaart van Jacob van Deventer, dan ziet men, dat Harlingen inderdaad niet verder noordelijk bestond en dat de wal (nu de zuidzijde van de Noorderhaven) vroeger echt de noordelijkste van de stad was. Ook een andere, vrij grote kaart, in het bezit van de redaktie, maar tot heden nog niet afgedrukt, bevat prachtige relicten, die duidelijk maken, hoe groot Harlingen was als eerste vesting en dus in een ver verleden.

(wordt vervolgd)