Harlingen, de Franeker Poort

Uit: Harlinger Courant, 11 december 1962

Gegevens uit bronnen worden zorgvuldig overgenomen, maar lees- en typfouten zijn onvermijdelijk. Gegevens die niet in de bron staan maar door mij zijn aangevuld op basis van andere bronnen of andere gegevens uit dezelfde bron, zijn voorzien van een *. Gegevens die door mij aangepast of geïnterpreteerd zijn, zijn zoveel mogelijk voorzien van een verduidelijkende toelichting tussen [blokhaken]. Bij het overnemen van eigennamen is de originele spelling gehandhaafd. Soms is echter te voorzien dat een kennelijke schrijf- of spelfout in de bron een probleem zal geven bij het zoeken naar een eigennaam of bij het maken van een alfabetische index. In zo'n geval is de juiste of meest voorkomende spelling van een eigennaam aangehouden, met toevoeging van een toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van plaatsnamen, straatnamen en beroepen die in alfabetische indexen terecht komen is voor zover mogelijk de moderne spelling aangehouden, om het zoeken te vereenvoudigen. Mogelijk staat in een bron bijvoorbeeld Doccum, terwijl op deze website Dokkum staat. Zo wordt een glaesemaecker een glasmaker. Die spelling is voor het doel van deze website (het ontsluiten van bronnen, niet het transcriberen van bronnen) niet belangrijk.



door: S. Wielinga

     Dit is een zeer fraai gebouw. Het doet denken aan de bewonderde stadhuizen van Bolsward en Franeker. Ik zeg gebouw, immers de poort is er slechts een onderdeel van. Nu men hier een poort moest bouwen, heeft men deze gelegenheid aangevat, het toestromend en 't naar binnenrijdend publiek, iets zeldzaam moois voor te toveren, waar men trots op kon zijn. U hebt, gewapend met een loep, verschillende oude kaartjes van Friese steden bekeken. De Franeker Poort te Harlingen, spant, wat poorten betreft, de kroon. Het is niet gemakkelijk aan te duiden waarin deze schoonheid schuilt. Is het de vorm, de versiering? of beide, doelmatig verbonden? Ik ga me niet uitsloven een en ander te gaan beschrijven. Als leek ben ik daartoe niet bevoegd en laat dit daarom liever over aan een bouwkundige. Zoveel begrijp ik er wel van, dat men dikwijls, terwille van de schoonheid, een dure en moeilijke weg heeft gekozen, waar men had kunnen volstaan met een meer eenvoudige oplossing. Men zie bijv. de naar binne gebogen daken van de torentjes. Het gebouw bevat vele vertrekken, het middengedeelte misschien zelfs een slaapzaal voor de bewakers.

     Het gebouw is op een pleintje neergezet en niet als vele poorten half in de gracht, half te land, want heeft, over de gehele breedte, grond voor zich, die beschoeid is. Zelfs 't brugwachtershuisje is op het pleintje te vinden.
     Een grote moeilijkheid voor ons is de vraag, hoe zag het gebouw er uit, gezien vanuit de Hoogstraat? Een tekening daarvan hebben we nergens gevonden. Op kleine kaartjes is wel een Voorpoort met de loep te zien, ook bij de Bildtpoort, niet bij de oudere poorten. Waarom die voorpoorten, 1, 1,5 of 2 meter naar voren springende ten opzichte van de achtermuur van het gebouw, noodzakelijk waren? De oplossing (?) van deze vraag heeft ons veel hoofdbrekens gekost. Zoveel is wel duidelijk, dat die voorpoort in de Hoogstraat in verband staat met met een doorlopen van het bolwerk tegen de achterrij van het gebouw. Het bolwerk had o.i. van boven een aanzienlijke breedte. Men moet dus wel aannemen dat het gebouw gedeeltelijk in het bolwerk gebouwd is, en niet geheel er voor, want dan was aan de stadskant geen Voorpoort nodig.

     De grachten werden eerst gegraven. De aarde door het graven verkregen werd naar de stadskant geworpen. De Hoogstraat werd dus op het einde gedicht en links of rechts een noodtoegang gemaakt. Dit was noodzakelijk. Men kon voetgangers desnoods nog door een afgezet stuk leeggepompte gracht laten lopen, maar dit ging niet voor het rijvervoer. Waarom liet men achter het gebouw het bolwerk zitten? (dwz. behalve dan bij de voorpoorttoegang). Men kan twee redenen daarvoor aanvoeren. Als men achter het brede gebouw aan stadszijde alle aarde ging weggraven, bracht dit kosten mee. Er kwam dan een nogal groot stuk achtermuur van het gebouw te zien, dat men moeilijk onversierd kon laten. Goedkoper was dus een doorlopen van de poort (tot geringer hoogte).
     Het voorpoortje kon eenvoudiger zijn dan dan de hoge, versierde, poort aan de pronkzijde van het gebouw. Ik geef toe, dat mijn oplossing zeer wel onjuist kan zijn. Wie een betere weet, moet dit maar te kennen geven! Een vraag is ook, waar heeft men al de aarde van het verdwenen bolwerk links, gebracht? Is daarvoor de grote hoogte en breedte van de Engelse tuin verkregen?

S. Wielinga