Harlingen, liedtekst 'De Stienen Man'


Gegevens uit bronnen worden zorgvuldig overgenomen, maar lees- en typfouten zijn onvermijdelijk. Gegevens die niet in de bron staan maar door mij zijn aangevuld op basis van andere bronnen of andere gegevens uit dezelfde bron, zijn voorzien van een *. Gegevens die door mij aangepast of geïnterpreteerd zijn, zijn zoveel mogelijk voorzien van een verduidelijkende toelichting tussen [blokhaken]. Bij het overnemen van eigennamen is de originele spelling gehandhaafd. Soms is echter te voorzien dat een kennelijke schrijf- of spelfout in de bron een probleem zal geven bij het zoeken naar een eigennaam of bij het maken van een alfabetische index. In zo'n geval is de juiste of meest voorkomende spelling van een eigennaam aangehouden, met toevoeging van een toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van plaatsnamen, straatnamen en beroepen die in alfabetische indexen terecht komen is voor zover mogelijk de moderne spelling aangehouden, om het zoeken te vereenvoudigen. Mogelijk staat in een bron bijvoorbeeld Doccum, terwijl op deze website Dokkum staat. Zo wordt een glaesemaecker een glasmaker. Die spelling is voor het doel van deze website (het ontsluiten van bronnen, niet het transcriberen van bronnen) niet belangrijk.



Tekst en muziek: Dico van der Meer

Wie 't stanbeeld van Kasper de Robles bekiekt
Die het bij sien eigen vaak docht:
"Wat siet die meneer toch een bult oppe diek,
"Hij krijt nooit van kieken sien nocht."
Hij staat daar al honderden jaren
Naar tal van geslachten te staren
Maar een ding van vroeger is nou nog geliek
's Spantsje dat kuiert of leit oppe diek

Refrein:
De Stienen Man die kiekt 't an
Van achter en van voren
Maar wat ie siet vertelt ie niet
Krijt nooit 'n mees te horen
Hij staat op sien plakje in weer en wien
Maar daarvoor is Kasper dan oek van stien
De Stienen Man die griest 't an
Dat hij niet prate kan

Hij staat op sien voetstuk al het ie gien voet
Set altied 'n stalen gesicht
Dat hij oope loer staat vient iedereen goed
Want hij houdt sien mondsje wel dicht
En leit er 'n paarke te vrijen
Dan laat ie se stiekum betijen
Hij dinkt bij 'm self: "Jimme legge daar smoek,
"As ik niet van sien was, dan deed ik 't oek."

Refrein

Al veul het ie sien en nog meer het ie hoort
Want Harlingen praat nogal graag
Gien haar op sien hoofd die aan praatsjes sich stoort
Maar 't leit 'm soms swaar oppe maag
Dan su die 't wel uutskreeuwe wille:
"Toe mesen, mekaar niet su ville!"
De waffel op slot, dat is wel su vertrouwd
Want spreken is silver, maar swiege is goud

Refrein